Verjaring boeterente in faillissement. I.c. cumulatie boeterente per maand; toegewezen vanaf 5 jaar terug na aanspraak op boeterente

Rechtbank Den Haag 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9666

Kern van het geschil is of de contractuele boeterente over de boedelvordering is verjaard? De vervallen huurtermijn over de opzegperiode van de huurovereenkomst na faillissement is een boedelvordering. Het faillissement is na dertien jaar nog niet afgewikkeld. De curatoren doen een beroep op verjaring ten aanzien van de contractuele boeterente over de huurtermijn.

Verjaring boeterente in faillissement. I.c. cumulatie boeterente per maand; toegewezen vanaf 5 jaar terug na aanspraak op boeterente.

Zie ook: https://www.dirkzwager.nl/kennis/artikelen/boedelvordering-vergeet-de-boete-rente-niet/?utm_medium=email&utm_content=Lees+verder&utm_source=Gewijzigde+content+(Wekelijks)

Hoge Raad 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131

Haviltex nvt door clausule.

“Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.”

(v) In art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst is het volgende bepaald:

“De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.”

Pensioen vrouw begint echter pas op 24/5/22.

Hof gaat uit van letterlijke tekst (24/5/21). HR laat het toe.

LI BD:

(Geen klacht tegen de uitleg door het Hof van de bewuste uitlegclausule. De HR overweegt dat ook expliciet (O 3.2.2): ‘Het middel klaagt niet dat het hof deze contractuele uitlegmaatstaf aan de hand van een onjuiste maatstaf of op onbegrijpelijke wijze heeft uitgelegd.’. Ik vraag me af of daar geen sleutel (met toepassing Haviltex?) in ligt.)

Veel commentaar/kritiek LI. Zie ook:

https://njb.nl/blogs/haviltexhaters/ (Nav AG)


HH – vorderen ipv WMO

Rechtbank Rotterdam 20 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5216

WMO-aanvraag afgewezen. Eiseres had de kosten voor onder andere de WMO-voorzieningen mee moeten nemen in de onderhandelingen met de schadeverzekeraar in het kader van de getroffen schikking. In lijn met de bedoeling van de wetgever behoort het tot de eigen kracht en verantwoordelijkheid van eiseres om de aanspraken op schadevergoeding bij de aansprakelijke partij neer te leggen. Het regresrecht doorkruist deze eigen verantwoordelijkheid niet. Het convenant dat tussen de VNG en bijna alle schadeverzekeraars over de periode van 2015 tot en met 2018 is gesloten, is een privaatrechtelijke aangelegenheid, die de bedoeling van de WMO niet kan doorkruisen.

5.9.

In het geval van eiseres is, aldus de stelling van eiseres en de verzekeraar zelf, bewust afgesproken om alleen een post in de vaststellingsovereenkomst op te nemen voor aanvullingen op onder andere WMO-voorzieningen. Het strookt niet met de bedoeling van de wetgever om samen met de verzekeraar af te spreken dat voor bepaalde delen van de letselschade aanspraak gemaakt moet worden op publieke gelden.10 De rechtbank vindt naast de wetsgeschiedenis ook steun voor dit standpunt in het zogenoemde stappenplan dat in de jurisprudentie is ontwikkeld.11 Het college dient bij de vierde stap te onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.12 Pas wanneer de mogelijkheden ontoereikend zijn, dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.13 Het had op de weg van eiseres gelegen om de kosten voor onder andere de WMO-voorzieningen mee te nemen in de onderhandelingen met de schadeverzekeraar.

5.10.

Gezien de overwegingen 5.2 tot en met 5.9 heeft het college terecht besloten het WMO-verzoek af te wijzen omdat het binnen de eigen verantwoordelijkheid van eiseres lag om met de verzekeraar een regeling te treffen. Eiseres had op eigen kracht in de gevraagde voorzieningen kunnen voorzien. De beroepsgrond slaagt niet.


Voordeelstoerekening HR

Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:956

3.2

Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval.3 Als zo’n omstandigheid erin bestaat dat eenzelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd, gaat het erom dat bij de vergelijking tussen de toestand zoals deze in werkelijkheid is en de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden, beoordeeld moet worden welke nadelen en welke voordelen in zodanig verband staan met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij redelijkerwijs als een gevolg van deze gebeurtenis aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend.4

Bij de beoordeling van een beroep op voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) gaat het erom dat genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking behoren te worden genomen bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Daarvoor is allereerst vereist dat tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de gestelde voordelen een condicio sine qua non-verband bestaat, in die zin dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn opgekomen. Voorts dient het met inachtneming van de in art. 6:98 BW besloten maatstaf redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade.5 Bij de beoordeling van wat redelijk is, is onder meer van belang dat moet worden voorkomen dat de benadeelde tegen zijn wil een bepaald bestedingspatroon wordt opgedrongen.6

Het voorgaande geldt ook als het gaat om vergoeding van de kosten van herstel of vervanging van een beschadigde zaak.


Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo vanaf 1 januari 2026

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2023/05/22/inkomensafhankelijke-eigen-bijdrage-wmo-vanaf-1-januari-2026

Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo vanaf 1 januari 2026

Om de houdbaarheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) te verbeteren, heeft het kabinet besloten om voor alle Wmo-voorzieningen waar nu het abonnementstarief voor geldt, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in te voeren. Op dit moment betaalt elke cliënt die van een of meer van deze voorzieningen gebruik maakt, € 19 per maand (het abonnementstarief), ongeacht het inkomen. Met de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt de hoogte van de eigen bijdrage bij alle maatwerkvoorzieningen afhankelijk van het inkomen. Deze wijziging gaat per 1 januari 2026 in. Hoe de nieuwe, inkomensafhankelijke eigen bijdrage er precies uit komt te zien wordt in de komende periode verder uitgewerkt.


Smartengeld en bijstand – CrvB

CrvB 25/4/23

https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=NL:CRVB:2023:909

Smartengeld en bijstand

Handvatten CrvB

M.n. O 4.11 en 4.12

Zie ook:

https://www.linkedin.com/pulse/bijstandsuitkering-en-smartengeld-de-crvb-biedt-wat-meer-peters%3FtrackingId=tvk%252FgjWvZ2%252FSXetLY9dYXw%253D%253D/?trackingId=tvk%2FgjWvZ2%2FSXetLY9dYXw%3D%3D


Rekenrente verzekeraars

Verzekeraars hebben hoogleraar economie prof. dr. Lex Hoogduin van de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd de huidige uitgangspunten voor het berekenen van de rekenrente te analyseren.

De huidige richtlijn van de Rechtspraak (maart 2022):

PeriodeRenteInflatie
0-5 jaar0 %2 %
6-20 jaar0,5 %2 %
> 20 jaar1,5 %2 %

Hoogduin stelt de volgende percentages voor:

PeriodeRenteInflatie
0-5 jaar2,2 – 2,5 %Stapsgewijze inloop van 7,1% (kerninflatie HICP december 2022) naar 2%
5-50 jaar2,3 – 2,5 %2 %
> 50 jaar3,5 %2 %

Commentaar: https://www.linkedin.com/pulse/reactie-rekenrente-veel-gescheer-weinig-wol-edwin-bosch/

NLE: https://www.nle-letsel.nl/nieuws/rekenrente-discussies-voorkomen-of-juist-creeren/


Vergoeding zwart werk

Gerechtshof Den Haag 15 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2673

Deelgeschil; tussentijds hoger beroep. Letselschade; verlies van verdienvermogen. Vraag of/in hoeverre gederfde inkomsten uit ‘zwart’ werk als schade voor vergoeding in aanmerking komen. Reikwijdte HR 24-11-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8453; omvang bewijslast.

Zie ook:

https://www.letselschade.nu/rechtspraak/blog-verzekeraar-is-geen-belastingdienst-en-moet-gederfde-zwarte-inkomsten-gewoon-vergoeden/ :

Het gerechtshof veegt (vrijwel) alle argumenten van Achmea van tafel en bekrachtigt de beschikking van de Rechtbank Rotterdam. Achmea wordt tevens als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De conclusie luidt dus dat het verzoek van Achmea om voor recht te verklaren dat de misgelopen zwarte inkomsten van de zzp’er buiten beschouwing gelaten moeten worden bij de becijfering van diens verlies aan verdienvermogen, wordt afgewezen. De gederfde zwarte inkomsten van de zzp’er komen gewoon voor vergoeding in aanmerking (althans het netto equivalent) én aan (het bestaan van) dit bewijs mogen geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat niet van de zzp’er kan worden verlangt dat hij tevens aannemelijk zou moeten maken dat hij in de hypothetische situatie zonder ongeval, bereid zou zijn geweest zijn werkzaamheden te verrichten voor (slechts) het netto equivalent van zijn zwarte gederfde inkomsten.

Vgl. overigens: https://www.aantjeszevenberg.nl/blog/2023/01/19/zwarte-inkomsten-vergoeden/


Onrechtmatige ontruiming – Stelplicht en bewijslast schade bij huurder

Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1941

Huurovereenkomst, onrechtmatige ontruiming. Schadevergoeding voor afgevoerde zaken die na opslag zijn vernietigd. Stelplicht en bewijslast dat huurder schade heeft geleden. Taak rechter om schade te schatten indien aannemelijk is dat schade is geleden, art. 6:97 BW.

Beoordeling van het middel

3.1

Onderdeel 4 van het middel is gericht tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de waarde van afgevoerde en vernietigde zaken. Volgens het onderdeel geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat het bij een ontruiming op de weg van degene die laat ontruimen ligt te stellen en bewijzen welke zaken na de ontruiming in bewaring zijn gegeven en dat die zaken kennelijk waardeloos waren of dat [eisers 2 en 3] daarvan afstand hadden gedaan. Bovendien hebben [eisers 2 en 3] – uitgaande van de stelplicht van De Woonplaats – voldoende gemotiveerd onderbouwd dat de zaken er daadwerkelijk waren en de gestelde waarde vertegenwoordigden, en dat zij de kosten verbonden aan het ophalen van de inventaris niet konden betalen. Voor zover De Woonplaats de omvang en de waarde van de zaken (in het licht van voornoemd uitgangspunt) onvoldoende kon onderbouwen, had het hof de schade behoren te schatten, zo besluit het onderdeel.

3.2

Het oordeel van het hof moet in het licht van het partijdebat en de vastgestelde feiten aldus worden begrepen, dat wel is komen vast te staan dat bij de ontruiming aan [eisers 2 en 3] toebehorende zaken zijn afgevoerd, maar dat [eisers 2 en 3] onvoldoende hebben onderbouwd dat het daarbij ging om zaken die financiële waarde hadden. Daarbij heeft het hof terecht tot uitgangspunt genomen dat stelplicht en bewijslast van het bestaan van schade volgens art. 150 Rv op [eisers 2 en 3] rusten. Het aldus begrepen oordeel van het hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. Omdat het hof oordeelde dat [eisers 2 en 3] onvoldoende hebben onderbouwd dat zij schade hebben geleden, behoefde het hof niet over te gaan tot het schatten van schade. De klachten van onderdeel 4 kunnen niet tot cassatie leiden.


Berekenen van de fiscale component bij de berekening van personenschade verleden tijd?

Is het berekenen van de fiscale component bij de berekening van personenschade verleden tijd?

Met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 is het oude systeem van belasting heffen over inkomsten uit vermogen (box 3) achterhaald. In de toekomst zal het daadwerkelijke rendement uit sparen en beleggen dat een belastingplichtige in het betreffende fiscale jaar heeft genoten, worden belast. Hierdoor is de wettelijke basis komen te ontvallen voor de berekening van de fiscale component bij de berekening van personenschade. Omdat de eerdere fiscale schade behoorlijk “in de papieren kan lopen” is deze ontwikkeling – financieel gezien – gunstig voor de aansprakelijke partij en/of diens verzekeraar.

Vgl Rechtbank Den Haag 4 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4321

(O. 2.8: Als al rekening moet worden gehouden met een fiscale component, dan is deze dus zeer beperkt. )

https://www.dirkzwager.nl/kennis/artikelen/is-het-berekenen-van-de-fiscale-component-bij-de-berekening-van-personenschade-verleden-tijd/


Verboden onderscheid ogv geslacht door voor 16-jarige vrouw uit te gaan van arbeidsparticipatie van 26 u/w

https://www.letselschademagazine.nl/2022/college-voor-de-rechten-van-de-mens-030522

College voor de rechten van de mens 030522 verboden onderscheid ogv geslacht door voor 16-jarige vrouw uit te gaan van arbeidsparticipatie van 26 u/w

6.10
Wel moeten die gegevens voldoen aan eisen van relevantie, kwaliteit en actualiteit.
In dit geval staan de juistheid en actualiteit van de door verweerster gehanteerde CBS statistieken als zodanig niet ter discussie. Wat wel ter discussie staat, is of de differentiatie naar geslacht die in deze statistieken plaatsvindt zonder meer overgenomen mag worden in een advies als het onderhavige.
De rechtsvoorganger van het College, de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), heeft eerder geoordeeld dat het gebruik van statistische gegevens bij de vaststelling van arbeidsvermogensschade verboden onderscheid op grond van geslacht oplevert als deze gegevens slechter uitvallen voor slachtoffers van een bepaald geslacht (zie: CGB 30 januari 2004, 2004-37, CGB 1 december 2009, 2009-117 en CGB 19 augustus 2014, 2014-97). Dit geldt in het bijzonder indien deze gegevens niet aansluiten bij de huidige of te verwachten ontwikkelingen. Statistische gegevens hebben immers, zeker als het gaat om een onderwerp als arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen, vooral waarde als beschrijving van het verleden. Ook uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) kan worden afgeleid dat door het gebruik van statistische gegevens die differentiëren naar discriminatiegevoelige factoren, zoals in dit geval geslacht, direct onderscheid wordt gemaakt (zie: HvJ EU 1 maart 2011, C-236/09, ECLI:EU:C:2011:100 (Test-Aankoop). Zo oordeelde het HvJ EU in X tegen Finland dat het verschil in gemiddelde levensverwachting tussen mannen en vrouwen – een objectief en relatief onveranderlijk gegeven – niet ten nadele van mannen mocht worden meegewogen bij de bepaling van het schadebedrag van een arbeidsongeschiktheidsuitkering (HvJ EU 3 september 2014, C-318/13, ECLI:EU:C:2014:2133 (X/Finland)).
Op grond van het voorgaande concludeert het College dat verweerster, door haar advies te baseren op statistische gegevens waarin ten nadele van vrouwen wordt gedifferentieerd naar geslacht, jegens verzoekster direct onderscheid op grond van geslacht maakt. Het maken van direct onderscheid is verboden, tenzij een wettelijke uitzondering van toepassing is. Gesteld noch gebleken is dat dit het geval is. Het College oordeelt dan ook dat verweerster jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt in haar advies.